Ik begin me iets minder ‘te gast’ te voelen hier en steeds ietsje meer ‘een inwoner’. Bekender zijn met de gang van zaken is de sleutel. Simpelweg er langer zijn maakt me zekerder van mezelf. Ik ben niet zo bang meer dat ik bijvoorbeeld de verkeerde bus ben ingestapt, heb mijn lieftallige medestudenten leren kennen, een verjaardagsfeestje (van Ariel) meegemaakt en inmiddels voldoende empanadas gegeten en máte (ja toch!) gedronken om me porteña (inwoonster van Buenos Aires) te voelen.
We wonen vooralsnog in Bernal, een buitenwijk die ik iets wil toelichten, met name omdat er een groot verschil is met de binnenstad – door de porteños Capital Federal genoemd. Die heeft de grandeur van een historische Europese stad dankzij de oude gebouwen met schattige balkonnetjes, siertegels, muurdecoraties en houten luiken voor de ramen. Er zijn parken, kledingboetiekjes, knusse restaurantjes en winkels met designprulletjes of vintage hebbedingetjes, iets wat in veel andere (Zuid-) Amerikaanse steden ontbreekt. Ook heeft Capital Federal de langste avenida ter wereld (Rivadavia) en de breedste autoweg ter wereld (9 de Julio), die behalve natuurlijk smog en herrie bij mij ergens ook een gevoel van nietigheid veroorzaakt. Net als een heldere sterrenhemel. Zo ongeveer. Dankzij de pragmatische denkwijze van de Europese veroveraars hebben zo’n beetje alle steden in las Americas een stratenpatroon van kaarsrechte straten en avenidas die het complete stadsoppervlak verdelen in gelijkmatige blokjes. Handig, verdwalen is er eigenlijk niet bij.
Ik kan het niet laten om Bernal suburb te noemen, want het aanzicht van de straten is ongeveer zoals dat van die typische suburbs uit Hollywoodfilms. Weliswaar missen de gazons en de tuinsproeiers, daarvoor staan de huizen te dicht op elkaar. Ieder huis is anders (de eigenaar laat het zelf ontwerpen en bouwen), niet bijzonder groot, maar meestal redelijk stijlvol. Soms staan er wat bomen of bloemen omheen. Wat het onaangenaam maakt zijn de dichte luiken, het ijzeren hek of betonnen muur om het perceel en de ijzeren spijlen voor elk raam. Een vrij gesloten samenleving dus. Achter het hek ‘woont’ meestal de hond, waarvan ik er nog niet achter ben voor hoeveel procent die als beveiliging dient en voor hoeveel procent als huisdier.
Vlakbij rijdt een treintje, als een metro, dat direct naar de stad gaat. Een oud barrel is het, overdag helemaal volgestouwd met mensen, arme mensen die deels uit de sloppenwijken (villas) komen. Kansloze mensen moeten het zijn, want de middenklasse hier beschouwt de trein als ‘zeer gevaarlijk’ en neemt steevast de bus. De bus (collectivo) is een veilig vervoermiddel dat dag en nacht rijdt, en je kunt rustig je mp3-speler bij de hand houden. Met de bus reizen in Buenos Aires geeft slechts één groot probleem en dat is het muntgeld. De enige manier om een buskaartje te kopen is in de bus zelf via een apparaat dat alleen munten accepteert. Laat daar nou net in de hele stad een algeheel gebrek aan zijn. Hoe dit komt weet ik niet maar het feit dat de waarde van het materiaal (koper bijvoorbeeld) uitstijgt boven de waarde die de munt aangeeft draagt er zeker aan bij. Elke dag moet ik twee keer 1 peso 40 aan muntgeld zien te verzamelen, en dat doe je door kleine dingen te kopen zoals een chocolaatje, en af en toe winkelpersoneel lief aan te kijken zodat ze iets wisselen. Maar, vaak als ik iets koop krijg ik een extra chocoladereep aangeboden omdat het wisselgeld weer eens op is. Zo zijn er hier veel dingen die men accepteert tegen wil en dank.
Gezien worden als buitenlander is het ‘ding’ dat ik wel moet accepteren, ik ben het nou eenmaal. Maar het is vreemd om ineens te maken te hebben met vooroordelen. Ariel’s vader denkt dat Ariel ooit mee naar Europa zal gaan (want dat is wat iedereen hier zou doen), zijn oma keurt me goed omdat ik in haar ogen mooi ben, vriendinnen vragen wat ik doe om mijn haar stijl te krijgen (zij maken driftig gebruik van de stijltang). Vooroordelen die tot positieve discriminatie leiden dus, maar toch is het wennen om niet beoordeeld te worden op je kunnen maar op afkomst en uiterlijk. Slechts 4% van de bevolking van Argentinië is buitenlands, waarvan het grootste deel gediscrimineerd wordt in negatieve zin. Het zijn voornamelijk immigranten uit Bolivia en Paraguay die hier de laatste paar decennia zijn gekomen om te werken. Dit zijn de mensen die wel de trein (moeten) nemen die door Bernal boemelt.
Over migranten gesproken, binnen de studie zijn we met een stuk of 18 man, bijna allemaal afkomstig uit het buitenland: Mexico, Puerto Rico, Brazilië, Chili, Colombia, België, Paraguay en de Verenigde Staten. Tijdens de verschillende colleges hebben we ons moeten voorstellen en vertellen waar we vandaan komen. Ook was er een soort introductiebijeenkomst waar we hebben gesproken over de verschillen tussen de verschillende landen. Het begint nu inhoudelijker te worden en met name de cijfers en algemene aspecten van migratie komen aan bod, maar ik hoop enorm dat we niet voorbij gaan aan de mens. Hoe het voor migranten is om te midden van een andere cultuur te leven, hoe het hun identiteit beïnvloedt, en hun ideologie ten opzichte van de – discriminerende en bevooroordeelde – mens.
Ik kan het niet vaak genoeg zeggen; foto’s foto’s foto’s a.u.b!!! Van die leuke huisjes en hekjes en muurdecoraties en luikjes en parkjes!!! En van jou natuurlijk 🙂 En van deze nog ietwat geheimzinnige Ariel 🙂
Hehehehe, ik herinner me net dat ik jou al een jaar foto’s aan het sturen ben….. 🙂