#137 – Vier dagen bezinning in het klooster. Hoe was het?

Vier dagen in het klooster. Is het een stilteretraite? Mediteer je dan ook? Wat voor soort klooster is het eigenlijk? 

Ik wist het ook allemaal niet precies. Een klooster in de buurt van de duinen en de zee. Stil zijn, minder moeten en meer gewoon ‘zijn’. Dat idee sprak me wel aan. Mijn moeder had al eens een retraite gedaan bij de Benedictijnse Sint Adelbertabdij in Egmond-Binnen en haalde me over hier samen een midweekje naartoe te gaan.

Eenmaal over de drempel moest ik toch even slikken. We zouden het dagritme van de monniken volgen, en dat bleek niet mis. Zes (6!) kerkdiensten per dag. Drie dagelijkse maaltijden in volledige stilte.

OK, het is niet verplicht om overal aan mee te doen. De monniken, of broeders, slaan zelf ook wel eens een dienst over, en als je niet mee-eet kan je je gewoon afmelden. Maar je bent zelf naar het klooster gekomen omdat je denkt dat het ritme van de monniken je goed zal doen. Dus je geeft het een kans.

De eerste 24 uur

Ik was weliswaar direct onder de indruk van het leven in het klooster, de eerste 24 uur bleken echt wel even doorbijten.

Voornamelijk omdat ik een soort innerlijke strijd voerde.

Er is maar op één plek wifi. De kerkdiensten staan volledig in het teken van psalmen zingen en de ‘lofzang op God’. De monniken zijn zo onbeweeglijk en onberispelijk dat je je in vergelijking met hen nogal een heiden voelt. Ik kende het Onze Vader niet uit mijn hoofd. Ik baalde ook dat ik vroeger nooit zo goed heb opgelet bij de muzieklessen op school, dan had ik vast niet zo uit de toon gezongen. Als je net even lekker zat klonken de kerkklokken alweer voor de volgende mis. De stilte tijdens de maaltijden was ongemakkelijk. Door het gebrek aan afleiding wilde iedereen elkaar voortdurend thee inschenken, het brood doorgeven, suiker aanbieden, etc. Vermoeiender dan praten.

Wat wel direct beviel was de bibliotheek. En de ambiance. Overal hangen prachtige kunstwerken aan de muur, in allerlei stijlen. De abdij is indrukwekkend, met kerkelijke gangen, een prachtige kerk, de monniken lopen in zwarte gewaden voorbij, de tuin is enorm.

Een soort mantra’s 

Op dag twee begon ik er toch lol in te krijgen. Kerk in, kerk uit, koffiedrinken, eten, wandelen, lezen. Ik begon door te krijgen hoe de kerkdiensten in elkaar steken qua volgorde en liederen. Die blijken vaak hetzelfde, een soort mantra’s dus. De gebedsmomenten greep ik aan om te mediteren. Ik begon te genieten van de rust. Ik begon in te zien dat oordelen over Christus, God en wat al niet meer, helemaal geen zin heeft. Ik begon in te zien dat mijn ideeën hierover slechts een mening zijn. En wat is een mening als je niet van plan bent om hem uit te spreken? En waarom zou ik eigenlijk een mening moeten hebben over dit alles? Niemand hier die erom vraagt. Nobody fucking cares.

Op dag drie had ik de dagindeling ook beter onder de knie. Tussen twee kerkdiensten zit meestal 1,5 of 2 uur. Die kun je vrij benutten. Ik voelde automatisch aan wat ik moest gaan doen. Een rondje wandelen, even neuzen in de bibliotheek, of er ontstond een mooi gesprek met mijn moeder (stil zijn is in de gastenruimtes geen vereiste) en wist daar steeds heel veel voldoening uit te halen. Veel meer voldoening dan wanneer ik op een normale dag ergens twee uurtjes aan spendeer.

Je wordt je ook bewust van datgene waaraan je gedachten spendeert. Aan die nutteloze mening of dat onophoudelijke oordelen? Of aan het versterken van je innerlijke gevoel, je intuïtieve weten, je geestelijke kracht?

Je wordt je ook bewust van wat je van binnen ervaart. Dankbaarheid, liefde, zingeving. Positieve zaken. Het negatieve lijkt helemaal naar de achtergrond te verdwijnen.

Ik snap ze wel, die monniken

Monniken zijn geen actieve geestelijken, zoals priesters of predikanten, maar contemplatieve geestelijken die het woord van God bestuderen en belichamen. Ze leven zo dicht mogelijk bij God. In dit geval zijn het Benedictijnse monniken, die leven volgens de Regel van Benedictus.

Enerzijds is dat een zwaar leven, dat bevestigen de monniken en een aspirant-monnik die we spraken zelf ook. Het ritme, de opoffering, je mag geen eigen bezit hebben, er is geen luxe. En momenteel is het ook nog eens veertig dagen lang vastentijd. Maar anderzijds is het een pure vorm van geluk en voortdurende zingeving. Je wilt niet anders meer. De aspirant-monnik kon niet wachten tot hij over een paar maanden kan toetreden. Het is echt bijzonder om te zien wat dit voor hen betekent, ze zitten er uit vrije wil (als het niet meer bevalt kunnen ze altijd uit de kloosterorde stappen).

Ik geloof nog steeds niet in God, de Almachtige vader die toeziet op ons allen. Maar wel in de goddelijke kracht die we allemaal in ons hebben (en planten, dieren en dingen vast ook). We kunnen hem niet benoemen, maar wel voelen en erop leren vertrouwen. Als dat lukt wordt het leven direct al beter, mooier en zinvoller. En het bespaart ons allemaal een hoop onvrede, gepieker en slap gelul.

 

 

Reageer op deze post

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑