Op een warme woensdagavond in januari stonden er tussen de wachtenden in aankomsthal A van luchthaven Ezeiza twee mensen die net iets meer last van zenuwen hadden dan de anderen. Wel een uur lang verschenen er steeds nieuwe reizigers tussen de schuifdeuren maar geen van allen voldeden voor honderd procent aan het profiel van het echtpaar dat niet wist dat er iemand op hen zou wachten: mijn ouders.
Eenmaal door de schuifdeuren heen duurde het even tot het tot ze was doorgedrongen dat er een bekend gezicht voor hun neus stond (ik). En dat hun eerste ontmoeting met hun brand new Argentijnse schoonzoon zojuist plaatsvond. Blijdschap over en weer. Nog veel meer hartelijke ontmoetingen volgden in de dagen daarop hier in Buenos Aires; met collega’s, schoonfamilie, buurtbewoners en de stadsdelen La Boca, Puerto Madero, Palermo en Caballito. Maar, nog voordat de eerste tango gedanst kon worden en nog voordat er tijd was om op één van de uitnodigingen voor een asado (Argentijnse BBQ) in te gaan, zetten wij drietjes (Ariel enigzins treurend achterlatend) koers naar de provincie Vuurland. Deze zouden we vanuit het meest zuidelijke stadje ter wereld, Ushuaia, gaan verkennen.
Tierra del fuego!
Ushuaia ligt tussen een aantal bergen, voorzien van gletsjers en sneeuwtoppen, aan de baai die grenst aan het Beaglekanaal. Op de kaart is dat een 80 km lang strookje water dat de Atlantische oceaan en de Pacifische oceaan verbindt, in werkelijkheid praten we over deinende golven met hier en daar een enorm cruiseschip, een gek eilandje, zeeleeuwen en allerlei vreemde vogels, zoals pinguïns. Ondanks dat er nog vele kilometers restten tot aan Antarctica of zelfs maar de zuidelijke poolcirkel krijg je er wel het perfecte einde-van-de-wereld-gevoel, niet in de laatste plaats vanwege de waterige kou en de snijdende wind. Het is echter zomer en de zon liet zich regelmatig zien dus we stelden ons niet aan en maakten een zeiltocht en we liepen een dag omhoog tegen een berg op om alvast met de voeten in een gletsjer te kunnen staan.
Gletsjers zouden een belangrijk thema blijven tijdens deze reis; we kwamen ze in alle soorten en maten tegen in de noordelijke delen van Patagonië. De allergrootste ter wereld kwam binnen ons bereik toen we na een 18-urige busreis en vier vermoeiende grenscontroles (Argentinië uit, Chili in, Chili uit, Argentinië in, goed dat ik m’n paspoort toch had meegenomen) arriveerden in het stadje El Calafate.
Ijsmatras
De Perito Morenogletsjer die daar in de buurt ligt is een 28 km lang ijsmatras van 55 meter dik dat ligt uitgestrekt als een blauw-wit massief waarvan de bovenkant heftig met een grote schaar lijkt te zijn bewerkt. De ijspunten die naar boven steken, waar het zonlicht hier en daar doorheen tracht te schijnen, de diepe kloven waaruit zo nu en dan een onweerachtig gedonder opstijgt, het draagt allemaal bij aan het gevoel dat we naar een live versie van Planet Earth kijken. Spannend als een thriller, je ogen strak gericht op de rand van de gletsjer, die schittert in de felle zon, want, ieder moment kan er een flink blok ijs afbrokkelen en met een diepe plons in het turquoise smeltwatermeer storten. En dat gebeurde ook, hè hè gelukkig!
Dankzij busbedrijf Taqsa kregen we de kans 24 uur lang ons geduld op de proef te stellen. 24 uur lang staren naar dezelfde eindeloze steppevlakten en overleven op een flauwe ham-kaas sandwich en maar één stop om te ontbijten, lunchen en dineren. De hoogtepunten van de reis deden zich voor toen we struisvogels, huemuls (een typisch Patagonisch lama-achtig rendier) en een meer vol flamingo’s passeerden, dat was dan wel weer speciaal.
Reageer op deze post