Ik keek er al een hele tijd (lees: jaren) naar uit om weer te gaan reizen door Azië. Waarom? Het is goedkoop, het weer is tropisch, de cultuur heel erg anders dan die van ons en er is ongelofelijk veel te zien. Vietnam leek een goede optie: er zijn berglandschappen, rijstvelden, prachtige eilandjes, interessante steden en een boeiende geschiedenis. Minder toeristisch dan Thailand, en Cambodja met haar prachtige Angkor Wat tempels ligt praktisch om de hoek.
Dus, zo gezegd zo gedaan. Voor drieënhalve week liet ik alles (zelfs Ariel) achter om even niks anders te hoeven doen dan reizen. Ik stapte op het vliegtuig naar Hanoi, de Vietnamese hoofdstad. Ik had heel erg veel zin in in deze reis, maar tegelijkertijd was ik een beetje nerveus. De afgelopen 6 jaar heb ik nauwelijks gereisd, en ik had al 8 jaar geen voet meer op Aziatische bodem gezet. Zou ik het nog steeds leuk vinden, dat helemaal alleen op reis gaan? Zou ik wel vegetarisch kunnen eten in dit land van carnivoren? Zou ik niet continu afgezet worden (of bestolen, of ontvoerd)? Enzovoort.
Met dank aan Saskia die haar reiservaringen met me deelde, en me al snel wist te overtuigen dat ik ook zeker Cambodja moest bezoeken, verruilde ik de laatste zorgen voor enthousiasme.
Hanoi
Hanoi is motorcycle city, er rijden in deze stad maar liefst 2 miljoen motorfietsen rond. Om bij mijn hotel te komen, maakte ik al een kort ritje achterop een motortaxi. Help, ik was hier niet op voorbereid! ‘Zolang ik me goed vasthoud, gebeurt er niks’, zei ik tegen mezelf. De chauffeur vond het blijkbaar ook nog eens nodig om tegen het verkeer in te gaan rijden, aiks! Maar, ik merkte ook dat de snelheid meeviel. Harder dan 15 km/u rijden lukt niet eens in dit drukke verkeer. Ik was dus veilig in mijn hotel aangekomen. Missie één voltooid.
Die avond voltooide ik missie twee: leren hoe je de straat oversteekt. De motorfietsen stoppen namelijk nooit en verkeerslichten zijn er maar heel weinig. Dus, gewoon gaan lopen is het devies. En inderdaad, de motorfietsen zwermen dan gestaag om je heen.
Midden in Hanoi ligt een mooi meer, Hoan Kiem lake, dat is omgeven door grote bomen, bloemen en bankjes waar je heerlijk in de schaduw kan zitten. Een tai chi les volgen kan ook. Direct naast het meer begint the Old Quarter, de oudste wijk en meteen ook de toeristenbuurt. Je kunt het ‘oude’ eigenlijk alleen zien als je heel erg je best doet.
Dan zie je soms oude gevels in Franse stijl, of een oeroude boom die de strijd tegen het cement lijkt te gaan winnen. Op straathoogte is echter alles commercie. Heel veel van die commercie is gericht op toeristen, maar op mijn tweede dag hier ontdekte ik dat ook de Vietnamezen zelf hier alles kunnen kopen wat ze maar nodig hebben. Ik liep door straatjes die ieder zijn gericht op een bepaald segment: motorfietsonderdelen, koekjes en snoep, geneeskrachtige kruiden of dameskleding. De straat waarin mijn hotel zich bevindt heeft dan weer vrij veel beautysalons.
Verder gedaan in Hanoi: de waterpuppetshow gezien, een soort poppenkast maar dan komen de poppen net boven het water vandaan. Oude legendes en sterke vissersverhalen worden hier vrij spectaculair uitgebeeld, begeleid door live muziek. Ik bekeek een stuk of drie tempels en het Ho Chi Minh museum en mausoleum waar ik ook (eigenlijk tegen mijn wil) het opgebaarde lichaam van deze man, communistisch bevrijder van Vietnam, heb gezien.
Vietnamezen en hun eten
De inwoners van Hanoi zijn heel sterk aanwezig op straat. Behalve motorrijden, lijken ze er vooral graag te eten. Je kunt ze op ieder moment van de dag aantreffen op de kleine plastic stoeltjes bij streetfood “restaurants”, waar ze bovenal grote kommen noodlesoep wegslurpen. Het is mij gelukt hier ook lekkere streetfood te eten (rijst met tofu en lenteuitjes, lemon ice tea), maar makkelijk was dat niet. Bij de meeste stalletjes moet je gewoon aanwijzen wat je wilt eten en er is niemand die Engels verstaat. Ik merkte dat voor Vietnamezen het Engels een zeer moeilijke taal is, en dat het concept vegetariër nog vrij onbekend is. Zo ontstond missie nummer drie: wat Vietnamees leren zodat ik mijn eetwensen kenbaar kan maken, want ik wil absoluut meer van dit lekkere eten kunnen genieten.
Wat ik leuk vind aan de Vietnamezen:
- Ze giegelen snel en zijn heel gastvrij.
- Hun Engels is soms niet te verstaan maar dat weerhoudt ze er niet van te oefenen op jou. Vervolgens begrijpen ze jou dan weer niet, waardoor er een soort one-way conversation ontstaat met alleen de zinnetjes die zij al kennen.
- Ze staren toeristen niet aan (zoals in India) maar vinden ons wel reuze interessant en proberen je altijd te helpen.
- Ik vind ze heel beschaafd. Het lijkt erop dat ze iedereen in hun waarde laten. Zelfs in dat malle verkeer waar ze elkaar dagelijks bijna over de voet rijden, hoor je niemand schreeuwen of schelden.
- De verkopersagressie waarvoor werd gewaarschuwd, vond ik in Hanoi erg meevallen.
Tijdens mijn volgende twee trips in Noord-Vietnam, naar Sapa en Ba Be National Park, zou ik nog veel meer over de Vietnamezen én hun eten leren.
Reageer op deze post